Ja, natuurlijk wisten we het. Het komt direct ter sprake als het over Noorwegen gaat, met wie je ook praat. 'Houden jullie er wel rekening mee dat...?' Het staat op elk forum, in elke reisgids. We wisten het dondersgoed. We hadden zelfs voorbereidingen getroffen, een aanhangwagen vol met voorbereidingen. Maar het moment was onafwendbaar, alles was op. De kinderen werden al dagen midden in de nacht wakker van dromen over een belegde boterham. We moesten nu echt een keer naar de supermarkt. En nogmaals, we wisten het al, echt waar. Maar tóch heeft niets of niemand ons kunnen voorbereiden op de keiharde realiteit dat 200gram kipfilet (ongesneden!) hier daadwerkelijk €7,50 kost.
Het is een bijna fysieke pijn die je voelt als je op de kassa afloopt. Je voelt de ziedende woede van een bankpas in je broekzak, 'je gaat mij toch niet misbruiken om €2,50 voor die rode paprika te betalen, gek!'. De niet-Noren die we hier spreken zeggen allemaal hetzelfde; níet kijken naar de prijzen in de supermarkt, gewoon kopen wat je nodig hebt. Maar het is als met zoveel ondraaglijke dingen, dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Maar we doen ons best, er zal een moment komen dat we niet meer huilend de supermarkt verlaten..
De kop is eraf, we zijn inwoners van Noorwegen. Althans, zo denken wijzelf erover, de autoriteiten hebben zo hun eigen agenda. En dus wachten we nog altijd op onze fødselsnummers. Ja, dat is een raar woord inderdaad, vrij vertaald betekent het 'verjaardagsdatum'. Het fødselsnummer wordt begeerd door iedereen die naar Noorwegen verhuisd, een soort BSN-nummer. Ik durf niet goed te zeggen hoeveel je in Nederland gedaan krijgt zonder BSN-nummer, maar in Noorwegen ben je hopeloos verloren als je nog geen verjaardagsdatum hebt. Geen bankrekeningen, geen verzekeringen, geen mobiele telefoon, geen online-shopping; niets krijg je voor elkaar zonder je deze magische code. Maar..., de gezette meneer van het 'kantoor der fødselsnummers' heeft ons bij herhaling gemeld dat het elk moment geregeld kan zijn.
Het vergelijken is begonnen, het gebeurt vanzelf. Het helpt ons de verschillen te zien en te benoemen, de positieve en negatieve kanten. Het zorgt voor hilariteit, maar het is ook als een voet op de rem. Want de open blik die je zou willen hebben op alles wat er op je af komt is hierdoor vertroebeld. Ach, niets menselijks... enz. Bewust dan wel onbewust worden 'alle dingen' in ons hoofd vergeleken met ons leven van een paar weken geleden.
Praktische dingen, zoals fietsen. Haugesund noemt zichzelf een fietsstad, een e-bike-stad dan toch wel, want met de forse hoogteverschillen in de stad is er niemand meer die op alleen de bovenbenen vertrouwt. Maar waar moet je fietsen, op de straat of op het trottoir? In Nederland is dit geen relevante vraag, daar zijn de fietspaden voor. Maar hier, in een fietsstad zonder fietspaden lijkt niemand het antwoord te weten. Do as the Norwegians do geeft ook geen uitsluitsel. Iedereen hopt van stoep naar straat en vice versa. ‘Ja, je mag op straat fietsen, of op het trottoir.. Nou ja, kijk zelf maar. Als het maar niet gevaarlijk is..’ Vinden we lastige materie.
Niet-medische dingen, zoals het mondkapje. Dat mondkapje went, althans voor de meeste. Het heeft een plek veroverd in het dagelijkse leven. Heb ik mijn sleutels? Ja. Telefoon? Ja. Mondkapje? Ja. In elke jaszak, autoportier of rugzak zijn voorraden aangelegd. Het hoort er bij. Een winkel inlopen met afspraak maar zonder mondkapje? Ik zou het niet meer durven, ik zou de onzichtbare drempel niet overkomen. Sterker nog, ik kan de desinfectie-paal niet eens ontlopen, als een magneet gaan mijn volgzame handen die kant op.
Maar hoe anders is het in post-lock-down Haugesund. De koffie tentjes zitten vol met mensen, mondkapjes zijn er wel, maar alleen nog op de gezichten van zij die aan het werk zijn. De gewone Noor leeft zijn normale leven weer. En dat voelt raar, want ondertussen waren we alle restricties uit Nederland al heel normaal gaan vinden. Heel voorzichtig, stapje voor stapje, proberen we ons mondkapje los te laten, de verworven gewoonte te doorbreken. Het inmiddels bekende tafereel voor een supermarkt, de paar tellen die iedereen steevast inhield om het mondkapje netjes voor te binden zijn er niet meer. We moeten nu in straffe pas doorlopen, even dralen voor de ingang slaat nergens meer op. We moeten het gewoon maar doen, maar wel met gevoel dat je tamelijk naakt naar binnen loopt.
Kleine dingen, zoals de kinderen. Wat hebben we een diep respect voor ze, die 2 kids op hun nieuwe kinderdagverblijf. Tuurlijk, af en toe is er een traan als we ze wegbrengen, maar elke dag lijken ze beter hun draai te vinden tussen hun Noorse leeftijdsgenootjes. Carel maakt nieuwe vriendjes, hij kan hun namen niet uitspreken maar beschrijft ze aan de kleur van hun haar of regenpak. En die taal, tja, ze kunnen het hier dan wel grønnsaker noemen, hij trapt er mooi niet in, die groente eten ze zelf maar op. Loetje dan; de vrolijke mafketel. Ze speelt, ze lacht en ze palmt iedereen in met haar wijsvingertje; die taal is zeg maar echt niet haar ding.
Er is nog een hoop te wennen en te vergelijken. Niet in de laatste plaats het wispelturige klimaat. De horizontale slagregens wisselen stuivertje met staalblauwe hemels, en daar zit soms nog geen dagdeel tussen. Mensen lijken hier qua kleding continu op het ergste weer voorbereid, in kledingswinkels niets dan goretex jassen en lange wollen onderbroeken. En terecht, want als het slecht is, is het écht slecht. Maar daar staat tegenover dat wanneer het weer goed is, iedereen alles laat vallen waar hij of zij mee bezig is en på tur gaat, op pad de natuur is. Wat is het dan onbeschrijfelijk mooi hier. En met maar 16 inwoners per km2 is er bijzonder veel ruimte om van te genieten.
Marijn werkt hard, 5 dagen per week worstelt ze zich door een Haugesunds dialect en Noorse darmen. Maar men is hier blij met goed opgeleide, welwillende dokters. Nog onbekende collega's nodigden ons al uit voor wafels of een BBQ. Waar het vinden van een vaste werkplek in Nederland voor steeds meer frustratie zorgt onder jonge specialisten, rolt men hier de loper uit, een dankbare ervaring. En op 1 juni begint mijn werk, maar niet als barista. Ik zeg het huisartsen vak (tijdelijk) vaarwel en ga in een superviserende rol op de nieuwe Spoed Eisende Hulp werken. Men is op zoek naar wat meer ervaring om de jonge ANIOS-dokters te ondersteunen; kan ik ze daar eens haarfijn uitleggen hoe je écht een schimmelnagel moet behandelen.
Comments